Italia

Esercizi Avanzati - Olandese

 francia

Seleziona l'intera
parola e spostala
(selezionata) nello
spazio bianco

previous page  up Indice   next page
TEST 1: italiano - olandese

Pas - Raak - Wat - Zijn - aangetekend - inpakken - niets - niets - opentrekken - papier - rekening - stappen - tegen - zending - zitten -

1. รจ stato tutto inutile > alles was voor
2. fare la guerra a > oorlog voeren
3. Se ne vada! Non mi tocchi! > Ga weg! mij niet aan!
4. Benzina e olio sono inclusi nel prezzo? > benzine en olie inbegrepen in de prijs?
5. Per favore, me lo incarti. > Kunt u het inpakken? / Wilt u het alstublieft ?
6. Che scandalo! > een schandaal!
7. Voglio inviarla come espresso / raccomandata. > Ik wil dit graag per expresse / versturen.
8. non La riguarda > dat gaat u aan
9. Con la presente Vi mettiamo in conto i seguenti importi ... > Hierbij brengen wij u de volgende bedragen in ...
10. Confermiamo il ricevimento della Vs. spedizione. > Wij bevestigen de ontvangst van uw .
11. montare in bicicletta > op de fiets
12. aprire la tenda / il sipario > het gordijn / het gordijn opendoen
13. bruciare della carta > verbranden
14. Attenzione, pericolo di incendio! > op, brandgevaar!
15. Questa valigia contiene solo effetti personali. > In deze koffer alleen persoonlijke bezittingen.