Esercizi Avanzati - Olandese
Seleziona l'intera
parola e spostala
(selezionata) nello
spazio bianco
Indice
TEST 35: italiano - olandese
acht - auto - doen - gemakkelijk - gemiddeld - geval - hoog - koffie - lievelingskleuren - mate - medisch - ontvangst - schuldig - stap - ter -
1. I miei colori preferiti sono oro e argento. >
Mijn
zijn goud en zilver.
2. a ogni piè sospinto / passo >
bij iedere
/ overal waar men gaat en staat
3. la casa è di tre piani >
het huis is drie verdiepingen
4. Calcoliamo un tempo di consegna di 8 giorni. >
Wij werken met een levertijd van
dagen.
5. fare un'offerta >
een aanbod
6. nel peggiore dei casi >
in het ergste
7. Si accomodi! >
Gaat U zitten en maakt het U
!
8. mi sta a cuore >
dat gaat mij
harte
9. in gran misura >
in hoge
10. in media >
/ in doorsnee
11. una visita medica >
een
onderzoek
12. Con la presente confermo il ricevimento della spedizione. >
Hierbij bevestig ik de
van uw leverantie.
13. Vorrei un caffè decaffeinato. >
Ik wil graag een cafeïnevrije
.
14. spingere la macchina >
de wagen duwen / de
duwen
15. Quanto Le devo? >
Hoeveel ben ik u
?