Italia

Esercizi Avanzati - Olandese

 francia

Seleziona l'intera
parola e spostala
(selezionata) nello
spazio bianco

previous page  up Indice   next page
TEST 41: italiano - olandese

aanlijnen - begint - dag - ernstig - heet - kaartje - nieuwsgierigheid - onder - prijzen - straat - tegen - telefoon - vanzelf - vervoerd - zou -

1. a condizioni favorevoli > gunstige voorwaarden
2. i prezzi aumentano > de stijgen
3. Ma come si chiama quello? > Hoe hij ook alweer?
4. La spedizione della merce avviene per ferrovia. > De goederen zullen per trein worden.
5. Le stanze hanno il telefono privato? > Is er op de kamer?
6. Tenere i cani al guinzaglio! > Honden ! / Honden aan de lijn!
7. per curiosità > uit
8. ogni due giorni > om de
9. si capisce da sé > dat spreekt
10. al sicuro da > beveiligd
11. In questa strada ci sono dei parchimetri. > In deze staan parkeermeters.
12. Lo spettacolo inizierà alle ... > De voorstelling om ...
13. Non ci sono feriti gravi. > Niemand is gewond.
14. Vorrei un po' di carne di maiale, per favore. > Ik graag wat varkensvlees willen hebben, alstublieft!
15. prendere un biglietto d'ingresso > een kopen