Esercizi Avanzati - Olandese
Seleziona l'intera
parola e spostala
(selezionata) nello
spazio bianco
Indice
TEST 57: italiano - olandese
Hoe - Mijn - Verboden - bent - dromen - exclusief - gezien - hier - hond - mogelijke - onder - rondte - staan - verplegen - woorden -
1. I prezzi s'intendono senza imballaggio. >
De prijzen zijn
verpakking.
2. Ha assistito all'incidente? >
Hebt u het ongeluk
?
3. Ma come si chiama quello? >
heet hij ook alweer?
4. parolacce >
grove
/ scheldwoorden
5. Lei si sbaglia / Lei รจ in errore >
vergist u zich
6. Vietato l'accesso! >
toegang!
7. Dio mio! >
O hemel! /
God!
8. il cane scodinzola >
de
kwispelt met zijn staart
9. tocca a Lei >
u
aan de beurt
10. sotto una buona stella >
een gelukkig gesternte
11. Spero che tutti i tuoi sogni si realizzino. >
Ik hoop dat al je
uit zullen komen.
12. essere in contatto con >
in verbinding
met
13. assistere un malato >
een zieke
/ een zieke verzorgen
14. tutt'intorno >
in het rond / in de
/ rondom
15. tutto il possibile / di tutto >
van alles en nog wat / al het