Italia

Esercizi Avanzati - Olandese

francia

Seleziona l'intera
parola e spostala
(selezionata) nello
spazio bianco


TEST 63: italiano - olandese

Nog - aansteker - aardig - erger - gedempte - hemelswil - houd - kiespijn - moeilijkheden - roereieren - ruit - standpunt - straat - twee - vergadering -

1. a bassa voce > op toon
2. C'è ancora posto per due tende? > Is er nog plaats voor tenten?
3. C'è ancora qualcuno senza biglietto? > iemand zonder kaartje?
4. tanto peggio / peggio ancora > des te
5. tenere una riunione > een houden
6. Per amor del cielo! / Per carità! > Goeie hemel! / Om 's !
7. ridursi / cadere in miseria > in raken
8. il vetro è incrinato > de is gebarsten
9. non è di mio gusto > daar ik niet van / dat bevalt me niet
10. Vorrei due uova strapazzate. > Ik wil graag twee .
11. Prenda la strada dopo l'edicola. > U moet de na de kiosk inslaan.
12. essere del parere che > het innemen van
13. qualche cosa contro un forte mal di denti > iets tegen erge
14. Quanto costa l'accendisigaro? > Hoeveel kost een ?
15. Questa padrona sembra gentile. > Deze hospita ziet er uit.