Italia

Esercizi Avanzati - Olandese

 francia

Seleziona l'intera
parola e spostala
(selezionata) nello
spazio bianco

previous page  up Indice   next page
TEST 69: italiano - olandese

Biologie - Verder - Wilt - aan - bij - diep - drinkwater - eerste - kijk - kwispelt - mijn - nagel - part - spreken - zich -

1. L'acqua è potabile? > Is dat ?
2. Ecco la mia patente. > Hier is rijbewijs.
3. per me è lo stesso / mi è indifferente > voor mijn / dat maakt mij niets uit
4. Che altre novità ci sono? > Wat is er verder nog voor nieuws? / nog nieuws?
5. Chi cerca? > Wie wilt u ? / Wie wilt u zien?
6. di prima classe > klas
7. Mi telefoni se ci sono difficoltà. > Belt u mij als er problemen voordoen.
8. Biologia. Matematica. Geografia. Lingue. Storia. > . Wiskunde. Aardrijkskunde. Talen. Geschiedenis.
9. il cane scodinzola > de hond met zijn staart
10. all'interno > in het hartje / in z'n hart
11. all'occasione > gelegenheid
12. un chiodo storto > een kromme / een kromme spijker
13. Controlli anche l'olio. > u het oliepeil ook controleren?
14. Troverete modello accluso. > Bijgesloten treft u een voorbeeld .
15. guarda nello specchio! > in de spiegel