Italia

Esercizi Avanzati - Olandese

 francia

Seleziona l'intera
parola e spostala
(selezionata) nello
spazio bianco

previous page  up Indice   next page
TEST 84: italiano - olandese

Bloemkool - Natte - Wilt - bedankt - geen - horloge - kapot - nemen - niets - onder - over - prijzen - registreren - volgen - vormen -

1. i prezzi scendono / calano > de dalen
2. Carota, Cavolfiore. Spinaci. Prezzemolo. > Worteltjes. . Spinazie. Peterselie.
3. lasciami qualche cosa > laat wat voor mij
4. regolare l'orologio > het gelijkzetten
5. seguire un esempio > een voorbeeld
6. Per favore, controlli il livello dell'olio. > u het oliepeil controleren?
7. Vernice fresca! > Nat! / verf!
8. al di sotto della media > het gemiddelde
9. Ho rotto i miei occhiali. > Mijn bril is .
10. non ho scelta > ik heb keus
11. formare un cerchio > een kring
12. spedire il bagaglio > de bagage opgeven / afgeven / laten
13. Grazie per la sua ospitalità. > Hartelijk voor Uw gastvrijheid.
14. prendere la parola > het woord
15. tutto resta com'è > er is veranderd