Esercizi Base - Olandese

		Esercizi Base - Olandese		Seleziona l'intera parola e spostala (selezionata) nello spazio bianco
		Indice

TEST 71: italiano - olandese

Hebt - aan - aan - achttien - anders - bier - gaat - geen - graden - morgenmiddag - prachtig - trein - voor - vriendelijke - wat -

1. i migliori saluti > met groet
2. Ha sigarette? > u sigaretten?
3. dalla parte sbagliata > de verkeerde kant
4. mettersi a tavola > tafel gaan
5. ci sono quindici gradi sotto zero > het is vijftien onder nul
6. nient'altro > verder niets / niets
7. il sole tramonta > de zon onder
8. Un tavolo per ..., per favore. > Een tafel ... personen graag.
9. una vista meravigliosa > een uitzicht
10. domani a mezzogiorno >
11. Non fare stupidaggini / sciocchezze! > Doe domme dingen! / Doe niet zo stom!
12. Vorrei della frutta fresca. > Ik wil graag vers fruit.
13. Tredici, quattordici, quindici, sedici, diciassette, diciotto. > Dertien, veertien, vijftien, zestien, zeventien, .
14. preferisco il vino alla birra > ik drink liever wijn dan
15. Quando parte il prossimo treno per ...? > Wanneer gaat de volgende naar ... ?